zondag 12 oktober 2008

Museum Boijmans van Beuningen

Samen met Daphne ben ik op zaterdag 4 oktober naar het Boijmans van Beuningen museum in Rotterdam geweest. Ik hoorde dat het museum erg veelzijdig was. Dus dat leek mij erg leuk. Afwisseling in een groot museum vind ik soms beter dan dat je elke keer dezelfde dingen te zien krijgt.

Voordat we door de deuren van het museum zelf konden, moesten we eerst onder een soort poort door. Daar kwam je op een binnenplaats terecht, waar ook al kunstobjecten stonden. De vloer was zwart met wit, en vormde het woord ‘Apollo’. De vloerschildering was van Thonik. ‘Apollo’ is het werk van Olaf Nicolai. Hij heeft een soort pannakooi gemaakt, een sculptuur die tegelijk ook een podium voor performances is.
We gingen onze jas ophangen, de kapstok was zelfs al een kunstwerk op zich. Er was een ‘garderobe-carrousel’ waarbij je je jas moet ophangen aan een kleerhanger, en met een touw je jas omhoog moest takelen. Zo ontstond er een ‘boom’ van jassen, en behoorde je eigen jas tot een soort van kunstwerk.
Filmpje jas ophangen.

Voordat we aan onze tocht door het museum begonnen, hadden we nog een plattegrond meegepakt. Maar helaas werden we daar niks wijzer van, dus zijn we maar gewoon op onze eigen manier gaan lopen. Het was erg jammer dat de looproute niet duidelijk was, want we hebben volgens mij niet eens alles gezien.

Er was een vaste collectie en tijdelijke collecties. Het museum is erg veelzijdig, van oude kunst tot moderne kunst waaronder schilderijen, beelden, tekeningen en prenten, foto’s, video en film, gebruiksvoorwerpen en sierobjecten.
Het museum heeft vijf aandachtsgebieden:
- Tekeningen en prenten
- Oude kunst
- Moderne en hedendaagse kunst
- Toegepaste kunst en vormgeving
- Stadscollectie (Rotterdamse kunst)

D
e vaste collectie was erg gevarieerd. Het liep van de vroege middeleeuwen tot de moderne kunst. Via de route op de (onbegrijpbare)plattegrond kon je de kunst in een chronologische opstelling lopen.
In sommige ruimtes waren schilderijen geordend op wat er was afgebeeld. Zo waren er bijvoorbeeld ruimtes met alleen portretten, landschappen, perspectieven, stillevens.
Toen wij er waren, waren er tijdelijke collecties van:
- Yayoi Kusama
- Shirana Shahbazi
- Honderd jaar Dutch design
- Charley Toorop


Bij de tijdelijke collectie van Yayoi Kusama werd je veel meer zelf een deel van het kunstwerk dan bijvoorbeeld bij Charley Toorop. Bij het begin van Kusama liep je door een ‘tunnel’ met allemaal spiegels om je heen. Toen kwa
m je uit bij een grote ruimte met soort grote kussen middenin en aan de muren allemaal schilderijen. Je loopt dus middenin een kunstwerk.
Ook had je 2 kamers waar je in kon. In eentje, ‘Fireflies on the water’, kwam je in een ruimte terecht waar overal gekleurde lampjes hingen. De muren waren van spiegel, en op de grond lag een laagje water (zelf srond je op een plateautje). Door alle spiegelingen van de lampjes lijkt het alsof je in een veld staat van ‘Fireflies’.
Filmpje ‘Fireflies on the water’

In de ander kamer er tegenover, lagen er allemaal wit met rode ‘knuffelbeesten’. Ook deze kamer had weer muren van spiegels, alsof je in een veld staat van rode stippen.

Bij Yayoi Kusama werd je dus echt in het kunstwerk meegesleurd. Sommige kunstwerken hingen hoog, en andere weer op de grond.

Bij Charley Toorop werd je veel minder in de kunstwerken meegesleurd dan op de manier zoals dat bij Kusama gebeurde. Daar hingen schilderijen gewoon op ooghoogte aan de muur. Alleen in het begin van de tentoonstelling hingen twee grote zelfportretten van Toorop.Het museum vond ik echt mooi. Ze hadden een leuke uitgebreide collectie. Heel divers allemaal, van oude kunst tot moderne. Voor iedereen is er wel iets wat diegene mooi vind.
Alleen al door je jas op te hangen met die ‘garderobe-carrousel’ werd je al vrolijk.
Ik vond het erg jammer dat het niet echt duidelijk was hoe je moest lopen om alles te kunnen zien. Een duidelijk overzicht van een aangeraden looproute zou heel fijn zijn. We hadden wel een plattegrond, maar die was niet duidelijk. En het is ook zonde als je elke keer op een plattegrond moet kijken om een logische route te kunnen lopen.
De diversheid vond ik echt super van het museum. Bij sommige kunstwerken werd je onderdeel van het kunstwerk zelf, en dat best bijzonder. Zoals die kamertjes van Yayoi Kusama, onbewust als je zo’n kamer binnenstapt word je onderdeel van het kunstwerk.
Ik vond het ook fijn dat sommige ‘onderdelen’ goed van elkaar te scheiden waren. Zoals de klassieke schilderijen hingen allemaal in ruimtes die elkaar opvolgde. En dan ook in een chronologische volgorde. Al hebben wij niet veel van die volgorde meegekregen, want we liepen volgens mij alles behalve de goede route.
Bij de klassieke schilderijen vond ik het ook leuk dat er ook bekende tussen zaten. Die je met kunstgeschiedenis ooit een keer behandelt hebt, en dat je die daar dan ineens ziet hangen. Dat geeft dan een heel bijzonder
gevoel. Zoals ‘De toren van Babel’ van Pieter Bruegel de Oude, echt prachtig als je zoiets in het echt ziet. En dan zie je ook veel meer andere dingen dan dat je zo’n schilderij op een plaatje ziet in een boek of zo.
‘Het aangezicht van de oorlog’ van Salvador Dali vond ik een van de prachtigste schilderijen die ik in het Boijmans heb gezien.Hij wilde zijn eigen angsten en fantasieën verkennen en legde deze door symbolische beelden op doek vast in realistische stijl. En dat is hem goed gelukt. Hoe langer je naar het schilderij kijkt, hoe meer je er in gaat zien. Je kan helemaal w
egdromen met zo'n schilderij. Ondanks dat het een nare voorstelling is, vind ik het een mooi schilderij.

dinsdag 30 september 2008

Iets dierbaars

De opdracht was om een foto te maken van ‘iets’ wat je dierbaar is. Het mocht van alles zijn, een voorwerp, een foto, een schilderij, een tekening enz. Uiteindelijk heb ik mijn knuffel gefotografeerd.

Helaas weet ik niet meer van wie ik hem gekregen heb. Maar ik weet wel dat ik hem al vanaf me geboorte heb. Ik heb hem jaren lang bijna overal mee naartoe genomen. Naar school kon natuurlijk niet. Maar als ik naar school toe ging zette ik hem op de bank en zwaaide ik hem gedag. Het konijntje had niet echt bepaald een naam, maar ik zei altijd knuffie.
Zo nu en dan moest knuffie in de was. Dan ging ik voor de wasmachine zitten, net zolang tot hij er weer uit mocht. En dan werd hij met z’n oortjes aan de waslijn gehangen totdat hij droog was.
Ik praatte ook wel eens tegen me knuffel. Niet dat hij wat terug zei, maar in mijn gedachte denk ik wel. En ik heb vooral veel met knuffie geknuffeld. Vandaar dat hij nu helemaal kaal is.Ik moest hem ook altijd hebben als ik ging slapen.
Eigenlijk heb ik geen idee waarom ik zo aan die knuffel gehecht ben geraakt. Hij heeft vroeger in mijn wieg gelegen. Misschien dat ik toen het makkelijkst bij die knuffel kon, of dat ik de vorm gewoon mooi vond. En dan die schattige bruine konijnen oogjes. En het handigste was dat ik alles tegen hem kon zeggen, want hij zei toch niks terug. Eigenlijk heeft hij nu nog steeds een soort van waarde voor me. Ik zou hem ook echt niet zo weg kunnen gooien. Best raar, want ik doe er eigenlijk verder niks meer mee. Ik knuffel er niet meer mee, ik praat er niet meer tegen, maar toch doe ik hem niet weg.